Het Wilhelmus

Veel Nederlanders kennen de tekst van het eerste couplet van het Wilhelmus niet uit hun hoofd. Laat staan hoeveel Nederlanders de overige coupletten wel mee kunnen zingen. Op 4 en 5 mei is het gebruikelijk en vanzelfsprekend om het Wilhelmus te spelen. Maar de Rijksvoorlichtingsdienst kan niet vertellen wanneer ons volkslied wel óf niet moet worden afgespeeld op overige dagen. Nederland is hierin anders dan landen als Groot-Brittannië en de Verenigde Staten waar alle openbare gebeurtenissen worden ingeluid met het spelen van het volkslied. Het volkslied is overigens in Nederland, maar ook in alle andere landen een verplicht nummer bij sportwedstrijden tussen nationale teams.

Het Wilhelmus is uniek. Het volkslied is geschreven rond 1570 en is daarmee niet alleen het oudste volkslied ter wereld, maar beschrijft ook als één van de weinige volksliederen niet het bloedige en krijgshaftige verleden van het land. Het Wilhelmus is namelijk een ode aan de stichter van ons land: Wilhelmus van Oranje.

Rondom het Wilhelmus zijn veel raadselen. De tekst dateert rond 1570, waarbij de oudst geschreven versie stamt uit 1578. Deze oudste versie werd pas in 1996 in de Bibliothèque Nationale in Parijs weer onder het stof vandaan gehaald. De auteur is onbekend, maar de naam van Marnix van St. Aldegonde wordt vaak genoemd als mogelijke auteur. Echter, hij heeft het Wilhelmus nooit in zijn eigen uitgaven opgenomen.

De melodie komt waarschijnlijk voort uit een Frans soldatenlied. De melodie werd in 1626 aangepast door Valerius. Deze aangepaste melodie is dé melodie die wij tot op de dag van vandaag zingen tijdens het Wilhelmus.

Het Wilhelmus is niet altijd ons officiële volkslied geweest. Bij de vorming van het Koninkrijk der Nederlanden in 1815 werd het strijdlied aan de kant geschoven. Er werd een wedstrijd gehouden om een nieuw volkslied te bedenken. De winnaar was Hendrik Tollens met zijn nationalistische gedicht ‘Wien Ne Neêrlands bloed door d’aderen stroomt, van vreemde smetten vrij…’ Maar het Wilhelmus bleef echter populair en werd nog steeds bij allerlei officiële gelegenheden gezongen als volkslied, zoals bij de kroning van Wilhelmina in 1898.

In 1932 werd het Wilhelmus officieel erkend als volkslied. Het Wilhelmus, iedereen weet dat ons volkslied zo heet. Maar wie kent de tekst nog? Daarom staat hieronder het Wilhelmus met zijn vijftien coupletten voor u uitgeschreven.

1) Wilhelmus van Nassouwe
ben ik, van Duitsen bloed,
den vaderland getrouwe
blijf ik tot in den dood.
Een Prinse van Oranje
ben ik, vrij onverveerd,
den Koning van Hispanje
heb ik altijd geëerd.

2) In Godes vrees te leven
heb ik altijd betracht,
daarom ben ik verdreven,
om land, om luid gebracht.
Maar God zal mij regeren
als een goed instrument,
dat ik zal wederkeren
in mijnen regiment.

3) Lijdt u, mijn onderzaten
die oprecht zijt van aard,
God zal u niet verlaten,
al zijt gij nu bezwaard.
Die vroom begeert te leven,
bidt God nacht ende dag,
dat Hij mij kracht zal geven,
dat ik u helpen mag.

4) Lijf en goed al te samen
heb ik u niet verschoond,
mijn broeders hoog van namen
hebben ’t u ook vertoond:
Graaf Adolf is gebleven
in Friesland in den slag,
zijn ziel in ’t eeuwig leven
verwacht den jongsten dag.

5) Edel en hooggeboren,
van keizerlijken stam,
een vorst des rijks verkoren,
als een vroom christenman,
voor Godes woord geprezen,
heb ik, vrij onversaagd,
als een held zonder vreden
mijn edel bloed gewaagd.

6) Mijn schild ende betrouwen
zijt Gij, o God mijn Heer,
op U zo wil ik bouwen,
Verlaat mij nimmermeer.
Dat ik doch vroom mag blijven,
uw dienaar t’aller stond,
de tirannie verdrijven
die mij mijn hart doorwondt.

7) Van al die mij bezwaren
en mijn vervolgers zijn,
mijn God, wil doch bewaren
den trouwen dienaar dijn,
dat zij mij niet verassen
in hunnen bozen moed,
hun handen niet en wassen
in mijn onschuldig bloed.

8) Als David moeste vluchten
voor Sauel den tiran,
zo heb ik moeten zuchten
als menig edelman.
Maar God heeft hem verheven,
verlost uit alder nood,
een koninkrijk gegeven
in Israël zeer groot.

9) Na ’t zuur zal ik ontvangen
van God mijn Heer dat zoet,
daarna zo doet verlangen
mijn vorstelijk gemoed:
dat is, dat ik mag sterven
met eren in dat veld,
een eeuwig rijk verwerven
als een getrouwen held.

10) Niet doet mij meer erbarmen
in mijnen wederspoed
dan dat men ziet verarmen
des Konings landen goed.
Dat u de Spanjaards krenken,
o edel Neerland zoet,
als ik daaraan gedenke,
mijn edel hart dat bloedt.

11) Als een prins opgezeten
met mijner heires-kracht,
van den tiran vermeten
heb ik den slag verwacht,
die, bij Maastricht begraven,
bevreesde mijn geweld;
mijn ruiters zag men draven
zeer moedig door dat veld.

12) Zo het den wil des Heren
op dien tijd had geweest,
had ik geern willen keren
van u dit zwaar tempeest.
Maar de Heer van hierboven,
die alle ding regeert,
die men altijd moet loven,
en heeft het niet begeerd.

13) Zeer christlijk was gedreven
mijn prinselijk gemoed,
standvastig is gebleven
mijn hart in tegenspoed.
Den Heer heb ik gebeden
uit mijnes harten grond,
dat Hij mijn zaak wil redden,
mijn onschuld maken kond.

14) Oorlof, mijn arme schapen
die zijt in groten nood,
uw herder zal niet slapen,
al zijt gij nu verstrooid.
Tot God wilt u begeven,
zijn heilzaam woord neemt aan,
als vrome christen leven,-
’t zal hier haast zijn gedaan.

15) Voor God wil ik belijden
en zijner groten macht,
dat ik tot genen tijden
den Koning heb veracht,
dan dat ik God den Heere,
der hoogsten Majesteit,
heb moeten obediëren
in der gerechtigheid.